Door de eeuwen heen

Geplaatst op

Mensen die zich in eenzaamheid terugtrokken om God te zoeken zijn er altijd al geweest. Maar vooral toen rond 325 het christelijk ideaal verzwakte, zien we in de Kerk een sterke opleving van het monnikenleven. Keizer Constantijn verklaarde toen het christelijk geloof tot staatsgodsdienst. Mensen die daarvoor om hun geloof vervolgd werden, zaten opeens in een volkskerk. Het strijdelement in hun christelijke bestaan dreigde te verdwijnen, waardoor ze hun geloof minder intens ervoeren.

Als reactie daarop gingen ze een nieuwe strijd aan. Mannen en vrouwen trokken zich in de woestijnen van Egypte, Palestina en Syrië terug om door een celibatair leven in armoede en met toeleg op boetedoening en gebed te streven naar innerlijke éénwording en naar vereniging met God in liefde.

De bekendste van de eerste generatie kluizenaars is de Egyptenaar Antonius (geboren in 251) wiens faam reeds voor zijn dood in 356 overal verspreid was. Zijn leven wordt beschouwd als het prototype van de monastieke levenswijze en hij wordt daarom vereerd als ‘vader van alle monniken’.

Rond dezelfde tijd werd een andere Egyptenaar Pachomius (292-346) door God geroepen “om de mensen te dienen door ze samen naar God te brengen”. Hij is daarom de vader van alle monniken die in gemeenschap leven. Deze monniken worden cenobieten genoemd: monniken die in een klooster het leven met elkaar delen.

Het kluizenaarsleven bestaat nu nog steeds, maar is uitzonderlijk. Het cenobitische monastieke leven heeft de overhand gekregen. Het kenmerk is een vast dagritme dat de tijden bepaalt voor gemeenschappelijk en persoonlijk gebed, voor lezing, studie, arbeid, maaltijden, ontspanning en rust.

Zo’n geregeld leven is een hulp om innerlijk vrij te worden van iedere gehechtheid die de monnik tot slaaf maakt van zijn eigen wil of toevallige stemmingen.

Monnikenleven

Wat is een monnik?

Monnik in de 21e eeuw