Benedictijns kloosterleven

Geplaatst op

De heilige Benedictus (480-547 na Chr.) leefde in midden-Italië en schreef daar een “Regel voor monniken” die een samenvatting is van het beste dat er in de verschillende tradities van monnikenleven in de Kerk van Oost en West te vinden was.

Benedictus typeert de monnik als iemand die niets dierbaarders op aarde kent dan Jezus Christus. Hij veronderstelt bij iedereen die monnik wil worden een diep verlangen naar God. “De kandidaat moet God zoeken” schrijft hij.

Regel van Benedictus

Benedictus heeft zijn methode uitgewerkt in de “Regel voor monniken”. Het is een handleiding waarin het geestelijke, sociale en materiële leven van de monniken wordt geregeld. Ze omvat heel uiteenlopende dingen zoals bijvoorbeeld wat de abt moet kunnen, hoe de gasten moeten worden ontvangen, hoe kandidaten worden opgenomen, over de maat van eten en drinken.

Omwille van zijn wijze gematigdheid is de Regel van Benedictus gaandeweg overal in Europa overgenomen. Tot op de dag van vandaag wordt ze gevolgd, soms in meerdere of mindere mate aangepast aan deze tijd.

Zijn Regel vindt niet alleen navolging in Europa, maar ook in Afrika, Noord-en Zuid-Amerika. In Azië is thans een opvallende bloei van benedictijns kloosterleven waar te nemen.

De Regel van Benedictus begint als volgt:

“Luister, mijn zoon, naar de richtlijnen van je meester, en neig het oor van je hart: aanvaard gewillig de vermaningen van je liefdevolle vader en breng ze metterdaad ten uitvoer, om zo door de inspanning van je gehoorzaamheid weer tot Hem terug te keren, van wie je je door de slapheid van de ongehoorzaamheid hebt verwijderd. Tot jou richten zich nu mijn woorden, wie je ook bent, die afstand doet van je eigen wil om in dienst te treden van de ware Koning: Christus de Heer, en die daartoe de sterke en roemrijke wapenen van de gehoorzaamheid opneemt. Allereerst: wat voor goeds je ook onderneemt, vraag Hem in een volhardend gebed, dat Hij het tot een goed einde brengt […]. Laten wij ons hart en lichaam dan uitrusten voor de strijd, dat wil zeggen voor de heilige gehoorzaamheid aan Gods geboden. En als er iets niet mogelijk blijkt te zijn voor onze natuur, vragen wij dan aan de Heer, dat Hij ons met de hulp van zijn genade wil bijstaan. Naarmate men voortgang maakt in het monnikenleven en in het geloof, verruimt zich het hart en snelt men met een onuitsprekelijk blije liefde voort langs de weg van Gods geboden. Laten wij dan ook nooit afwijken van wat Hij ons geleerd heeft, maar in zijn leer tot aan de dood in het klooster volharden en zo te verdienen om ook deelgenoten te worden van zijn Rijk.”

Spiritualiteit

Dat zoeken van God uit zich voor Benedictus op drie terreinen van het leven. Allereerst in ijver voor het gebed, het gemeenschappelijke gebed van de monniken, maar ook in liefde voor het persoonlijke gebed, het gebed van het hart. In ons klooster komen we 5 keer per dag samen voor het koorgebed en vieren we elke dag de eucharistie.

Het persoonlijke gebed vult iedere monnik op zijn eigen manier in, door stil te mediteren, vaste gebeden te herhalen of iets te verzoeken. Ten tweede uit de monnik zijn verlangen naar God door te luisteren naar de stem van God zoals die klinkt in de Bijbel en andere geschriften. Hij ruimt tijd in voor geestelijke lezing.

Een monnik luistert bovendien naar de stem van God in mensen en dingen, in de omstandigheden, in eigen hart en leden. Maar ook in degenen die leiding geven aan de kerk, waaronder de abt of vader van het klooster (de door de monniken zelf gekozen overste) een bijzondere plaats inneemt.

Volgens Benedictus is de abt in de gemeenschap de vertegenwoordiger van Jezus Christus. Dat luisteren is niet eenzijdig: de abt dient ook zijn monniken te raadplegen.

En tenslotte geeft de monnik vorm aan zijn verlangen om God te ervaren door zich met ijver te wijden aan arbeid. Behalve om in de eigen levensbehoeften te voorzien is werken een manier om God te loven. “Ik maak een gebed van het werk van mijn handen”.

God heeft als Schepper van hemel en aarde zelf gewerkt. Door te werken neemt de monnik in zekere zin deel aan het scheppingswerk van God. Of het werk nu bestaat uit het schoonmaken van toiletten of het componeren van een lied.

Het benedictijnse kloosterleven wordt dus gedragen door drie pijlers: het gebed, de lezing en de arbeid. Het dagritme van de monniken wordt door deze drie hoofdbezigheden bepaald. Doel van dit levenspatroon is dat de monnik als mens geleidelijk groeit tot innerlijke heelheid en tot het geluk om God boven allen en allen lief te hebben.

Het dient om de liefde te leren, om te ontdekken dat ons hoogste geluk niet bestaat in krijgen maar in lief-hebben. De Benedictijnen zijn een contemplatieve (beschouwende) orde, in tegenstelling tot actieve kloosterordes die zich bijvoorbeeld wijden aan onderwijs of missiewerk.

Relatie met Jezus Christus

In Jezus Christus ziet iedere monnik het ideaal van zijn leven. Het Benedictijnse kloosterleven is een methode om als mens steeds meer op Christus te gaan gelijken. Benedictus noemt zijn kloosters daarom een oefenschool voor de dienst van God. Je wordt er geschoold, omgeschoold, bijgeschoold tot de mens zoals God die bedoeld heeft, naar het evenbeeld van Zijn Zoon.

De Benedictijnse monnik legt 3 geloftes af: van stabiliteit, trouw aan een monastiek levensgedrag en gehoorzaamheid aan de kloosterregel. Stabiliteit betekent dat hij zich levenslang verbindt aan één vaste monnikengemeenschap. Een soort huwelijk dus. Een monastiek levensgedrag is een celibatair leven zonder eigen bezit. Met de klooster- regel wordt de Regel van Benedictus bedoeld.