Benedictijnse Spiritualiteit

Geplaatst op

Het Stiltecentrum Betlehem, als gastenhuis van de Sint Willibrordsabdij, stoelt op de christelijke fundamenten van de spiritualiteit van de westerse monnikenvader Benedictus. Benedictus leefde van ca. 480 tot 547. Hij trok zich in de eenzaamheid terug en leefde enige jaren als kluizenaar te Subiaco. Daar sloten de eerste leerlingen zich bij hem aan. Rond 529 stichtte hij op de Monte Cassino een klooster waar hij zijn Regel voor monniken schreef. Van Benedictus wordt gezegd dat “hij met zichzelf woonde onder het alziend oog van God”.

Benedictus moedigt mensen – monniken en leken – aan op zoek te gaan naar God door gebed en meditatie, geestelijke lezing en werk. Zo woont de mens met zichzelf: wordt hij wie hij is. Benedictus wil een “oefenschool stichten voor de dienst van de Heer”. Daarbij gaat het om het inoefenen van een levenshouding van ontvankelijkheid voor God die er ten diepste in bestaat “steeds in gedachten te houden wat God bevolen heeft”. Deze levenshouding is gebaseerd op het inzicht “dat God altijd aanwezig is in het binnenste van onze gedachten”. Het leven in Gods aanwezigheid vraagt om innerlijke en uiterlijke aandacht. Deze inspanning beoogt “de liefde van God te bereiken, die volmaakt is en de vrees buitensluit”. De inkeer betekent niet dat de buitenwereld genegeerd wordt. Integendeel: de verheldering van het innerlijke oog maakt de mens scherpzinniger om Gods aanwezigheid in de medemens te ontwaren en hem met de passende eerbied te bejegenen. En leidt zelfs tot respect voor alles wat bestaat. Daarom zegt Benedictus tot de econoom van het klooster dat hij “alle gerei en bezit van het klooster moet beschouwen als vaatwerk dat aan de altaardienst gewijd is”.

De Benedictijnse spiritualiteit laat zich kernachtig samenvatten in deze ene zin: “Keer u af van het kwade en doe het goede, zoek de vrede en jaag hem na.” De toeleg die deze levenshouding vraagt typeert Benedictus als een ‘geestelijk ambacht’. Het vergt inspanning, maar wel met dien verstande dat de mens zich bewust is dat niet de eigen inspanning, maar alleen de genade van God de mens echt vrij maakt.